Narcissen en tulpen kennen we allemaal. Maar er zijn nog veel meer mooie bloembollen die je straks een vrolijk voorjaar bezorgen. Je kunt ze nu planten. In ons tuincentrum in Wommels vind je een groot assortiment voorjaarsbollen.
Verwilderingsbollen
Wie geniet er nu niet van die eerste toefjes kleur in de tuin, na een lange donkere en kale winterperiode? Bekende bloembollen als tulpen gaan langer mee wanneer je ze elk jaar na de bloei opgraaft om ze in het najaar weer in de tuin te poten. Voor wie dat te veel gedoe vindt en van een natuurlijke tuinstijl houdt zijn verwilderingsbollen ideaal. Neem sneeuwklokjes en krokussen. Als die het op een plek naar hun zin hebben breiden ze zich vanzelf uit, soms tot een heel tapijt van witte, gele of paarse bloempjes. Andere minder bekende, maar eveneens winterharde verwilderingsbollen die je maar een keer hoeft te planten om er nog heel lang van te kunnen genieten zijn:
- Anemoon; hiervan zijn verschillende soorten, van de Oosterse anemoon tot de bosanemoon, met witte, gele, roze, lila of blauwe bloempjes. De blauwe anemoon en Oosterse anemoon gedijen in kleigrond, de gele bosanemoon in zandgrond en de witte bosanemoon kan in beide grondsoorten geplant worden.
- Sterhyacint (Scilla); ook hiervan bestaan verschillende soorten, maar de meeste bloeien schitterend blauw. De sterhyacint gedijt in goed gedraineerde, voedzame grond.
- Sneeuwroem (Chionodoxa); dit bolgewasje lijkt veel op sterhyacint (Scilla), krijgt witte, blauwe, blauw-witte of roze bloempjes en gedijt in goed gedraineerde, voedzame grond.
- Winterakoniet, bloeit met gele bloemen en gedijt in leem- of kleiachtige grond.
Plant- en combinatietips
Plant verwilderingsbollen zo vroeg mogelijk in het najaar, in de periode van eind september tot begin november. Kijk op het etiket of de bolletjes een zon- of schaduwplek willen en houd rekening met de grondsoort. Verwilderingsbollen zijn geschikt voor een plek onder loofbomen of bladverliezende struiken, langs de oprijlaan, in het gazon of in de boomgaard, en in de border, bijvoorbeeld tussen lage bodembedekkers als lelietje-van-dalen, dovenetel of maagdenpalm. Wanneer je verwilderingbollen in het gras plant moet je wachten met (ter plekke) maaien tot de bolletjes zich hebben uitgezaaid (doorgaans zes weken na de bloei).